terug naar
kaft
CSVNPAGINA6.html
Hein Veldhuis verzamelt schaakcomputers
"De schaakcomputermarkt stond op instorten en de PC kwam eraan. Ik dacht: nu of nooit !"
Rob van Son
Hij leerde pas op latere leeftijd schaken, op zijn achtentwintigste, maar toen was het ook direct raak. Hein Veldhuis werd onmiddellijk lid van een schaakclub en even later ook van de CSVN. Kon hij voorzien dat dit het begin werd van een opmerkelijke verzameling? In 1985 kocht hij zijn eerste schaakcomputer, een Chess Challenger 10. Nu, veertien jaar later, beschikt hij over een bijzondere collectie schaakcomputers. Rob van Son ging bij hem langs.
Ik kon mijn ogen nauwelijks geloven. Toen ik bij Hein Veldhuis binnenstapte had hij al een paar prachtige antieke schaakcomputers op een grote tafel in de huiskamer speelklaar neergezet. Het leek of de tijd even stil stond. Ik keerde terug naar de romantische sfeer van de eerste schakende machines waarbij je mond open viel als ze een zet deden. Die je het gevoel gaven: hoe is het mogelijk dat zoiets in godsnaam kan. De glans van hun fraaie uiterlijk, de venijnige piepjes, de houten of plastic schaakstukjes en een wirwar van adapterdraadjes, die het oude schakende vernuft van stroom moesten voorzien. Op de tafel stonden de Chess Challenger 10 uit 1978, de Chess Challenger 7 en de Mephisto 1 uit 1979, de Sensory Chess Challenger 9 en de Morphy Edition uit 1981. Ook werd de tafel gesierd door de Mephisto II met het prachtige grote houten ESB 6000 bord uit 1982. Het was maar een heel klein gedeelte van de uitgebreide collectie schaakcomputers van Hein Veldhuis. In een kast lagen er nog tientallen opgeslagen evenals vele, keurig gerangschikte doosjes met schaakstukjes. Alle doosjes waren voorzien van een etiket met daarop de naam van de computer waar ze bij hoorden. Ook alle adapters hadden een naamstickertje, zodat er geen verwarring kan ontstaan welke adaptor bij welke schaakcomputer behoorde.. Voordat we overgingen tot het bedienen van het antiek, liet Hein me ook nog een verzameling interessante literatuur zien over de begintijd van het computerschaak. Hij had alle nummers van Computerschaak, van het Duitse blad Computer Schach und Spiele en nog veel meer literatuur, waaronder enkele interessante oude boeken.
Wanneer ben je met schaken begonnen?
Hein Veldhuis: "Ik ben pas in 1985 begonnen met schaken. Ik was toen 28 jaar oud en leerde het van een oom die al langere tijd schaakte. Ongeveer drie maanden nadat ik het leerde ben ik lid geworden van de schaakclub Schavo, een samenvoeging van schaken en volt".
Wanneer begon je interesse voor computerschaak in het algemeen en schaakcomputers in het bijzonder?
Hein Veldhuis: "Eigenlijk direct in 1985. Ik had altijd al belangstelling voor spel en computer. In die tijd bestond er een stratego-computerspel dat ik erg interessant vond. Ik kocht mijn eerste schaakcomputer, de Chess Challenger 10, in dat jaar bij een speelgoedzaak die heel toevallig geopend was tijdens het carnaval. Het was de enige, toen al overjarige schaakcomputer die deze winkel ergens in een hoekje had staan. Ik mocht hem hebben voor 429 gulden terwijl hij een paar jaar daarvoor nog 699 gulden kostte.
Je bent lid geworden van de CSVN. Hoe kwam je achter het bestaan van dez vereniging?
Hein Veldhuis: "Nadat ik lid was geworden van schaakclub Shavo, kreeg ik ook het blad Schakend Nederland thuis gezonden. Jan Louwman schreef toen veel over schaakcomputers in dit blad en zodoende heb ik iets over de CSVN gelezen. Ik ben er meteen lid van geworden".
Ben je direct schaakcomputers gaan verzamelen?
Hein Veldhuis: "Mijn eerste schaakcomputer was dus de Chess Challenger 10 waar ik eerst absoluut niet van kon winnen. Pas na een paar maanden wist ik hem te verslaan. Helaas heb ik deze computer in 1988 aan mijn broer verkocht die hem nu nog steeds heeft. Mijn tweede schaakcomputer was de Mephisto Super Mondial die ik in 1987 aanschafte. Twee jaar later kocht ik de Mephisto München MM IV. Het verzamelen begon eigenlijk pas in de jaren negentig. Ik leerde in 1990, via mijn toemalige nieuwe baan, een collega kennen die meerdere oude schaakcomputers had. Hij deed er niet veel meer mee en daarom kon ik toen een paar exemplarenvoor een zacht prijsje van hem overnemen. Het echte moment voor mij om schaakcomputers te gaan verzamelen was in oktober 1991 op het Nederlands Kampioenschap computerschaak te Utrecht. Hans van der Zijden stond daar met zijn schaakcomputerstand. Hij verkocht nieuwe en gebruikte schaakcomputers. Ik vond ze zo goedkoop dat ik er meteen vier heb gekocht. De schaakcomputermarkt stond op instorten en de PC kwam eraan. Ik dacht: nu of nooit! Ik verzamelde eigenlijk alles wat ik tegen kwam. Via advertenties in de krant of via mijn collega van wie ik in 1994 gelukkig weer een Chess Challenger 10 voor slechts 200 gulden kon kopen. De eerste had ik zoals gezegd aan mijn broer verkocht maar die wilde hem niet aan mij terug verkopen. Tom Fürstenberg , destijds importeur van Fidelity Benelux b.v., had vroeger een winkel, Fidelity Electronics in da Almondestraat te Rotterdam. Zo heb ik hem leren kennen en in februari 1995 kwam hij een keer bij me op bezoek met een aantal overjarige modellen en inruilmodellen. Ik heb toen zeker zes computers van hem gekocht. Vorig jaar heb ik zelfs nog een aantal schaakcomputers van hem cadeau gekregen".
Hoeveel schaakcomputers heb je nu?
Hein Veldhuis: "Zeker meer dan zestig".
Wat is je meest favoriete schaakcomputer?
Hein Veldhuis: "De Fidelity Chess Challenger 9 en de Scisys Turbo 16K omdat ze beide van mijn speelsterkte zijn, ongeveer 1500 elopunten.
Speel je zelf nog tegen je computers?
Hein Veldhuis: "Ik speel af en toe nog wel eens een serieuze partij tegen ze. Met name vind ik het leuk om dat te doen tegen de Morphy Edition schaakcomputer van Applied Concepts uit 1981".
Je vertelde me dat je af en toe schaakcomputers naar je club meeneemt. Laat je dan meerdere mensen tegen je computers spelen?
Hein Veldhuis: "In oktober 1987 heb ik, na toestemming van het bestuur van mijn schaakclub Schavo, een computerschaakavond georganiseerd waarbij verschillende schaakcomputers tegen elkaar moesten spelen. De leden namen hun eigen schaakcomputer mee. Daarvan heb ik verslag gedaan in het clubblad Schavo-nieuws. Sedert 1995 organiseer ik jaarlijks een computerschaakavond op mijn club. Ik neem dan mijn eigen schaakcomputers mee en laat mijn clubgenoten er tegen spelen. Daarbij zijn soms wel twintig schaakcomputers betrokken! Het speeltempo is één uur voor de hele partij, waarbij ik de speelsterkte van de computers aanpas aan de elorating van de mensen. Degene die in de eerste partij operator is, mag daarna ook de computer uitdagen. De ander wordt dan de operator. Ik loop langs de partijen om eventuele technische problemen op te lossen. De organisatie is een heel karwei, waar ik zeker een paar weken van tevoren al mee begin. Maar ook op de avond zelf is het instellen van de computers of het herstellen van operatorfouten een hele klus. Iedere computer werkt weer net even anders en elke handleiding zit dus ook weer anders in elkaar. Toch is al dit werk zeker de moeite waard. De jaarlijkse computerschaakavond wordt door mijn clubgenoten zeer gewaardeerd en is een leuke variatie op het gewone schaakavondje. Bovendien wordt het computerschaak op een leuke en ontspannen manier onder de aandacht van de mensen gebracht".
Heb je nog de behoefte om de hedendaagse schaakcomputers aan te schaffen?
H.V: "Dat wordt al een heel stuk minder. Ik heb er tenslotte al zoveel dat het wel een hele interessante computer moet zijn, wil ik hem nog aanschaffen. Vooral in Duitsland is er een levendige handel in tweedehands schaakcomputers".
Zoals bekend heeft het PC-schaakprogramma de plek van de schaakcomputer grotendeels ingenomen. Wat vind je daarvan?
H.V: "Ik heb zelf het schaakprogramma Rebel.Toch spreken echte schaakcomputers mij veel meer aan. Je wilt toch hout voelen. Ik krijg dan het gevoeltegen een computer te spelen. Dat gevoel heb ik niet als ik tegeneen schaakprogramma op de PC speel".
Het wegvallenvan het Aegon-toernooi was een bittere teleurstelling voor computerschaakliefhebbers. Hoe heb jij dit ervaren en heb je misschien nog een tip hoe we weer een leuk mens-computertoernooi zouden kunnen organiseren?
H.V: "Het wegvallen van het Aegon-toernooi was voor mij een zwarte dag in de geschiedenis van het computerschaak. Op clubniveau denk ik dat er zeker leuke mens-computertoernooien gespeeld zouden kunnen worden. Zoals ik het jaarlijks op m'n clubdoe, ik denk dat vele andere clubs daarook interesse in zouden hebben. Maar door onwetendheid gebeurt er maar heel weinig".
Wat vindt je van het CSVN-blad Computerschaak?
H.V: "Sommige artikelenvind ik wel aardig. Er moet volgens mij meer gevarieerdheid in het blad komen. Breng eens wat curiosa, matopgaven of eindspelen. Het lijkt mij leuk als er wat meer over de nostalgie van de schaakcomputer geschreven wordt. Ook zou ik graag willen dat er meer schaakcomputerpartijen gepubliceerd worden ipv alleen maar partijen van schaakprogramma's. Roep de leden op om ook hun eigen computerschaakverhalen op te schrijven en in te sturen. Doe eens iets anders dan iedere keer het diagram van de maand".
Hoe zie je de toekomst voor het computerschaak in het algemeen en de CSVN in het bijzonder?
H.V: "Programmeurs zullen gedwongen worden om meer samen te gaan werken. Zie bv Chessbase met Fritz en Millennium 2000. Er blijven volgens mij nog maar een stuk of vier ŕ vijf schaakprogramma's over. Het ledental van de CSVN zal steeds kleiner worden in de komende jaren. Ik denk enerzijds doordat de romantiek van het computerschaak grotendeels verdwenen is, maar anderzijds ook doordat de CSVN veel te weinig vernieuwde activiteiten onderneemt. Als de CSVN in de nabije toekomst een te passieve houding blijft aannemen, zal de belangstelling voor het computerschaak in een nog sneller tempo afnemen en welk CSVN-lid wil dat nu eigenlijk? "
Fritz speelt mee in het Nederlands Kampioenschap
Minze bij de Weg
Het Nederlands schaakkampioenschap beleeft in mei een primeur. Het schaakprogramma Fritz SSS* zal samen met de Nederlandse schaaktop spelen om de Nederlandse schaaktitel. De behoefte aan publiciteit heeft de KNSB tot deze drastische maatregel doen besluiten.
"Iedereen is gek geworden", schreef Gert Ligterink in De Volkskrant van zaterdag 1 april. In Londen gaat een match om de wereldtitel tussen Kasparov en Anand niet door, de wereldschaakbond probeert de schaakwereld onder zijn dictatuur te krijgen. En de knsb laat een computerprogramma meespelen in het Nederlands kampioenschap. "Met goedvinden van de deelnemers wordt het NK gereduceerd tot een kermisvoorstelling", aldus Ligterink.
Hoe komt zo'n ingrijpende beslissing tot stand? Sytze Faber, bestuurslid topschaak van de KNSB, legde het op een persconferentie uit. "Ik had voor het kampioenschap van 2000 nog een wild card te vergeven en heb daarvoor Genna Sosonko gebeld. Hij was niet geďnteresseerd en toen zei ik: wat nu? " "Waarom laat je niet een computer meespelen? ", stelde Sosonko voor. Daarmee was het zaakje aan het rollen. Faber belde prof. dr. Jaap van den Herik, hoogleraar informatica in Maastricht en sinds jaar en dag propgandist van de computer. "Dat vond ik een prettig telefoontje. Ik zie het als een soort rechtvaardiging van waar we ons jaren mee hebben beziggehouden". Het moest een Nederlands programma worden vond Van den Herik. En dus dacht hij aan Fritz. "Omdat het een bedrijf achter zich heeft en omdat het de laatste Nederlandse wereldkampioenschap computerschaak is geweest". Dus Frans Morsch, de programmeur van Fritz, gebeld. Morsch: "Ik was nogal verbaasd toen ze me belden. En het kwam Chessbase ook eigenlijk niet zo goed uit, want het budget voor dit soort activiteiten was op. We doen al mee in Leon, Dortmund en Frankfurt. Bovendien is de verkoop van Fritz in Nederland helemaal niet zo groot."
Maar budget of geen budget, Chessbase, de producent van Fritz, hapte toe. Voor een kleine vijftienduizend gulden wilde het bedrijf wel een smak publiciteit opstrijken. Dat bedrag was overigens allerminst voldoende om de spelers en de KNSB over de drempel te trekken. Zeventig duizend gulden extra aan prijzengeld was de minimum eis die werd gesteld. Dat lukte tenslotte na veel hangen en wurgen. Faber: "Ik kan u zeggen dat het pas gisteren, de dag voor de persconferentie, is rondgekomen."SGI, SARA Storage Tek, Infonomics en Bolesian maken het mogelijk dat de eld overgebleven menselijke deelnemers aan het kampioenschap met een behoorlijk gevulde beurs naar huis zullen gaan.
Meningen
Fritz speelt als volwaardige deelnemermee aan het kampioenschap en mag zich bij winst dus kampioen van Nederland noemen. De machine deelt niet mee in het prijzengeld.en kan evenmin rechten ontlenen aan zijn prestatie. De tijd dat Nederland op de schaakolympiade vertegenwoordigd wordt door het team Fritz, Rebel, The King, Timman, Piket en Van Wely is dus nog niet aangebroken.
Wat vinden de betrokkenen van het meespelen van Fritz? Jeroen Piket is tamelijk neutraal. "Ik ben er niet per se geen voorstander van maar ik ben ook geen tegenstander. In het begin denk je even, moet dat nu? Aan de andere kant, wij zijn waarschijnlijk de enige sport waarin de computer mee kan doen. Ik denk dat de tijd nu rijp is om de computer te laten meespelen en voor een totale boycot van de computer is het toch al veel te laat. Ik denk dat voor de spelers niet slecht is, want er staat een financiële vergoeding tegenover".
Jaap van den Herik op zijn bekende orakelende toon: "De computer zal over vijf jaar op het internet serieus genomen worden als intellegente gesprekspartner. Het siert de KNSB dat het deze ontwikkeling ziet." En: "Is deze maatschappij "sociaal driven" ? De KNSB zegt: wij zien dat de maatschappij "technology driven" wordt en laten de rest als een achterhoede gevecht achter ons."
Sytze Faber: "Metingen hebben aangetoond dat er brede belangstelling voor het schaken is, maar toch houdt de publiciteit niet over. Je moet dus iets te bieden hebben dat ook het grote publiek boeit. Ik heb bij het merendeel van de spelers geen overwegende bezwaren aangetroffen mits er voldoende geld tegenover stond. Alleen Paul van der Sterren heeft gezegd dat hij niet tegen de computer wil spelen." Paul van der Sterren in De Volkskrant: "Op een NK hoort de computer niet thuis. Daarin horen Nederlandse schakers om de Nederlandse titel te spelen". Voor die principiële houding moet Van der Sterren overigens financieel flink boeten. Hij deelt nu niet mee in de 70.000 extra prijzengeld. Of andere spelers hetzelfde lot te wachten staat is op het moment dat dit nummer sluit onduidelijk. Ook Erik van den Doel en Manuel Bosboom hadden bezwaren tegen het meespelen van Fritz.
Verwachtingen
Wat zijn de verwachtingen over het meespelen van Fritz? Frans Morsch: "Ik ga zelf achter de computer zitten, het lijkt me wel spannend. Fritz draaid voor deze gelegenheid op vier processoren (bij het open NK computerschaak waren dat er twee) We hoeven daar niet zoveel meer aan te doen, want we zouden toch al met vier processoren meespelen in Frankfurt. Alleen het openingsboek is nog niet klaar, daar moet nog hard aan gewerkt worden, maar dat lukt wel. Ik verzeker je, het zullen mooie partijen worden."
Jeroen Piket: "Ik beschouw Fritz als een van de favorieten. Je hebt in ieder toernooi wel een of twee slechte dagen. Tegen Fritz kan ik me dat niet permitteren. Op die dag moet ik fit zijn , de rest is gewoon een Nederlands kampioenschap. Ik denk overigens niet dat de favorieten het Fritz per se moeilijk zullen maken, maar eerder zwakkere spelers als Van der Wiel."
Jaap van den Herik: "Ik ben tevreden als hij lang in de strijd om een van de eerste vier plaatsen is gewikkeld. Als hij lager dan de vierde plaats eindigt, is er iets mis met de rating".
Zeg maar dag met het handje
snelheid en ratingwinst
PC's hebben niet het eeuwige leven. Desondanks sterven ze meestal niet een natuurlijke hardwaredood. Hun verscheiden wordt niet aangekondigd door een vonkenregen of een gillende harde schijf, maar door het bladeren in computertijdschriften en het inwinnen van inlichtingen bij verschillende plaatselijke computergoeroes.
Chrilly Donninger
Zo wordt mij regelmatig gevraagd: "Hoeveel ELO levert het op als ik van 200 MHz op 400 MHz overschakel?" Op dat moment weet ik dat het laatste uur van een PC weer eens heeft geslagen. Daarom antwoord ik meestal: "Last van een dikke portemonnee?" Met een bijna aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal de vragensteller dat ontkennen. Oh nee, er worden alleen maar inlichtingen ingewonnen, uit zuivere belangstelling. Misschien heeft u zich het bovenstaande ook wel eens afgevraagd. En omdat u net uw contributie voor de CSVN heeft betaald is het probleem van de dikke portemonnee ook weer even uit de wereld. Dus misschien bent u echt in het probleem geďnteresseerd. Het klassieke experiment om een antwoord te geven op deze vraag werd al in 1982 uitgevoerd door de uitvinder van Unix en de winnaar van de Turing-award (een soort Nobelprijs voor de informatica): Ken Thompson. Thompson liet verschillende versies van zijn wereldkampioensprogramma Belle tegen elkaar spelen. De verschillende versies onderscheidden zich slechts van elkaar door de zoekdiepte. De kleinste Belle rekende 4 ply, de grootste 9 ply diep. (Voor wie het vergeten is: een ply betekent een halve zet diep) Hoewel Belle op een hardware draaide die speciaal voor het schaken was ontwikkeld, was 9 ply in 1982 de bovengrens om het experiment binnen afzienbare tijd te kunnen afronden. In het experiment van Thompson speelde het kleinste broertje steeds twintig partijen tegen het daaropvolgende broertje in de rij. De op een na kleinste, met een zoekdiepte van 5 ply, won van de benjamin met een eloverschil van 250 punten. Naarmate de zoekdiepte toenam werd het verschil een beetje kleiner. De grootste broer van 9 ply was nog maar zo'n 200 elopunten sterker dan de 8 ply versie. In het tweede experiment speelde ieder tegen ieder. Dat experiment leverde een gemiddelde elowinst van 217 punten per ply zoekdiepte op. Een paar andere programmeurs hebben de experimenten van Thompson in de loop der jaren herhaald met in principe hetzelfde resultaat. Een ply extra zoekdiepte is , als het programma tegen zichzelf speelt, tenminste 200 elopunten waard. Bij grotere zoekdieptes levert een halve zet extra iets minder op dan bij kleinere. In de vakliteratuur wordt dat het effect van de verminderende meeropbrengst genoemd. Het verschil tussen de diverse versies van een programma wordt wat minder, als je de programma's niet tegen elkaar, maar tegeneen heel ander programma laat spelen. Er is geen enkel ding dat het kleine broertje beter kan dan het grote, hij is alleen maar zwakker. Een ander programma kan onder bepaalde omstandigheden echter gebruik maken van positionele gebreken, die door een grotere zoekdiepte niet kunnen worden gladgestreken. Er zijn tegen mensen nog geen vergelijkbare experimenten uitgevoerd. Het is waarschijnlijk ook moeilijk een of meer sterke spelers op te scharrelen die honderden partijen tegen een programma willen spelen. Bovendien verandert in dat geval de sterkte van de tegenstander in de loop van het experiment. Mensen zouden tijdens het experiment leren hoe je het programma beetneemt. Maar het is ook mogelijk dat ze het, zoals Kasparov tegen Deep Blue, een keertje in hun broek doen en daardoor veel zwakker spelen dan aan het begin van het experiment. Mijn ervaring zegt me dat er bij partijen tussen mensen en computers geen lineair verband bestaat tussen de speelsterkte en de zoekdiepte. Vaak levert een grotere snelheid tegen mensen helemaal niets op en bij een volgende verhoging wordt het opeens een eenzijdige aangelegenheid. Vanaf een bepaald moment kunnen de mensen de stelling niet meer "bij elkaar houden".
Verandert het klimaat?
Toen ik in 1963 leerde skiën gingen mijn moeder, mijn zuster en ik vanaf half december tot eind februari bijna iedere dag skiën op de Sonnleitn, twee kilometer buiten mijn woonplaats Vöcklabruck. Ook de jaarlijkse jeugdskikampioenschappen werden op de Sonnleitn gehouden. Deze kampioenschappen kunnen al lang niet meer gehouden worden . Enerzijds zouden de huidige kids, ook wel welvaartskreupelen genoemd, een wandeling van twee kilometer met aansluitend een beklimming van de Sonnleitn megavreemd vinden. Anderzijds heeft Völklabruck al jarenlang geen gesloten sneeuwdek meer. De skikampioenschappen van Völklabruck werden in het begin van de jaren tachtig verplaatst naar een hoger gelegen, van een sneeuwkanon voorziene wintersportplaats. Daarom twijfel ik er ook niet aan dat de winters warmer zijn geworden. Ook voor de klimaatonderzoekers staat de stijging van de temperatuur buiten twijfel. Toch kan je wetenschappelijk gesproken nog niet spreken van een klimaatverandering. De schommelingen zijn volgens de gebruikelijke statistische methoden nog niet significant. Het is ook mogelijk dat de weergoden een paar keer achter elkaar ongunstig beschikt hebben voor de skiërs. Zoiets geldt ook voor het computerschaak. Geen enkele programmeur twijfelt aan de stelling "hoe dieper, hoe beter". Ook zijn ze het eens over de verminderde meeropbrengst. Zuiver statistisch bezien echter, is zelfs het verschil van meer dan 200 elopunten tussen de broertjes Belle niet significant. Volgens de wiskundig-statische uitgangspunten van het Elosysteem, kan de score van twee volstrekt identieke programma's in 20 partijen beslist wel eens 200 Elopunten van elkaar verschillen. Het veel kleinere effect van de verminderde meeropbrengst ligt dan binnen het gebied van de statistische ruis. In tegenstelling tot het weer kan je door extra partijen tot een statisch significant resultaat komen. Peter Mysliewitz, een van de leden van het Zugzwang-team uit Paderborn, heeft in 1994 in zijn proefschrift een duidelijk antwoord op de eerste vraag gegeven. Er bestaat een significant verschil tussen de Zugzwangen met verschillende zoekdiepte. Het effect van de verminderde meeropbrengst kon hij echter niet aantonen.
Indachtig de wet van Thompson luidt het devies bij de ontwikkeling van programma's tot nu toe: "Liever dom en diep, dan verstandig en minder diepgravend". Of anders gezegd: een extra ply zoekdiepte kan door een beter positioneel begrip nauwelijks worden gecompenseerd. Daarom is in de afgelopen jaren de zoektechniek duidelijk verbeterd. Een modern programma rekent bij dezelfde snelheid ongeveer 1 ply dieper dan Belle. Gecombineerd met de adembenemende ontwikkelingen op het gebied van de hardware halen de programma's tegenwoordig bij het snelschaken al 9 ply. In toernooiomstandigheden loopt dat op tot 11, 12 ply. Het eind van die ontwikkeling is in de komende jaren nog niet te verwachten. Als de wet van de verminderde meeropbrengst inderdaad geldt, dan moet de slinger weer de andere kant opgaan. Bij het ontwikkelen van programma's moeten we ons op het verbeteren van de kennis concentreren. Maar als de ELO winst ongeremd doorzet, dan is 14 ply diep rekenen voldoende om het duel "paard tegen auto" definitief te beslissen.
Een donker geruis
Je kunt heden ten dage de vraag niet beantwoorden door een programma van 14 ply tegen eentje van 11,12 of 13 ply te laten spelen. Het zou jaren duren voor het aantal partijen dat noodzakelijk is voor een significant antwoord is bereikt. De Amerikaanse computerexpert Monty Newborn stelde al in 1985 een andere werkwijze voor, om de vraag in relatief korte tijd te kunnen onderzoeken. Een 14 ply versie speelt in een bepaalde stelling alleen dan beter als hij een andere zet voorstelt dan een versie van 11 ply. Je kunt daarom onderzoeken in welk percentage van de stellingen tot dan toe beste zet verandert, als je van de ene zoekdiepte op de andere overschakelt. We weten al dat van 4 tot 9 ply iedere ply extra minimaal 200 Elopunten oplevert. Als het percentage nieuw gekozen zetten bij een diepte van 11, 12, 13 of 14 ply gelijk blijft , dan is de wet van de verminderde meeropbrengst waarschijnlijk niet van kracht. Als het programma bij heel grote zoekdiepte daartegen nog maar heel weinig nieuwe beste zetten vindt dan wijst dit sterk in de richting van een verminderde meeropbrengst. Als het programma helemaal geen nieuwe zetten meer vindt, dan is de stelling natuurlijk bewezen. Is het aantal nieuwe zetten gering , dan is het mogelijk dat het om beslissende zetten gaat en dat de Elowinst de wet van Thompson toch volgt. Omgekeerd bewijst een groot aantal veranderingen natuurlijk ook niet altijd iets. Een nieuwe zet is niet per se beter, omdat hij op een grotere zoekdiepte is gevonden. Je zou kunnen aanvoeren dat het om een donker geruis gaat en dat er een basfilter in het programma moet worden ingebouwd.
In 1997 heeft Monty Newborn samen met Bob Hyatt, de maker van het public-domain programma Crafty een eerste studie voor 14 ply uitgevoerd onder de titel Crafty goes Deep. Voor dat onderzoek werden 55 partijen uit het Hoogovens Schaaktoernooi 1987 gekozen. Van iedere partij analyseerde Crafty de stelling na de 7e, 14e, 21e tot de 70e zet (of het eind van de partij). Dat leverde in totaal 347 teststellingen op. Dat onderzoek werd in 1998 herhaald door Ernst Heinz van de Universiteit van Karlruhe met het door hem ontwikkelde programma Darkthought. Dat programma is, in tegenstelling tot Crafty een topprogramma. De resultaten van Darkthought zouden dus ook voor de overige topprogramma's van toepassing moeten zijn. Bij zoekdiepte 5 verandert Darktought in 30 % van de gevallen, vergeleken met zoekdiepte 4, van mening over de beste zet. Die score zakt tot diepte 10 geleidelijk naar 25%. Bij diepte 11 zien we een opmerkelijke stap terug tot 17%. Bij diepte 14 verandert het programma tenslotte in 13% van de gevallen, dus een op de acht keer, van mening. De percentage heeft steeds betrekking op veranderingen ten opzichte van de voorafgaande zoekdiepte. Het kan echter voorkomen dat een zet die op diepte 14 wordt voorgesteld ook al op diepte 12 zou zijn gespeeld in een dergelijk geval kan je moeilijk beweren dat het programma door de 14 ply sterker is geworden Van de 47 veranderingen waarmee het niveau 14 ply kwam, waren er slechts 16 maagdelijk. De overige 31 hadden in de loop van het onderzoek al eens op "één" gestaan. Bovendien werd Deepthought, net als de meeste andere programma's geplaagd door het even/oneven effect. Als de zetten A en B ongeveer even sterk zijn, dan wordt bij een even zoekdiepte steeds zet A en bij een oneven zoekdiepte steeds zet B gekozen. Het programma komt zo aan een relatief hoge veranderingsscore, doordat het tussen A en B pendelt. Dat pendeleffect is relatief constant voor de verschillende zoekdieptes. Ook bij de lage zoekdieptes is maar ongeveer eenderde van de verandering een echt nieuwtje.
De groeten van tante Jolesch
De resultaten van Deepthought wijzen op een verminderde meeropbrengst. Waarschijnlijk levert een ply extra bij de huidige zoekdieptes nog maar 150 Elopunten. op. Dat is echter nog geen reden om het principe van tante Jolesch "alles waarin een programma slimmer is dan een aap, is meegenomen" te verlaten.
K&K op bezoek bij Tante Jolesch
Ik heb ook een paar experimenten op dit gebied uitgevoerd. Ik twijfel er absoluut niet aan dat de wet vanThompson, zij het met een correctie naar beneden, van kracht blijft bij partijen van computer tegen computer. Partijen van computers onderling zijn meestal wilde slachtpartijen, waarbij de sterkste slager wint. Bij partijen van mens tegen computer en bij het analyseren van menselijke partijen ligt de zaak echter ingewikkelder. Zo heb ik enkele partijen tussen Karpov en Kasparov , wereldkampioenschap 85/86, Londen/Lenninggrad, met Nimzo '98 geanalyseerd Nimzo had meestal maar een paar seconden nodig om de missers in de partijen te vinden. Meestal vindt hij binnen drie minuten ook vele van de verbeteringen die Kasparov in de analyse had voorgesteld. Aan de andere kant faalt hij zelfs op 14 ply bij enkele positioneel bijzonder sterke zetten. De gevolgen van deze positionele motieven liggen ver voorbij de horizon van het programma. Ik vermoed dat nimzo in deze stellingen pas bij een diepte van ongeveer 20 een licht zou opgaan. Op het niveau11 tot 14 ply verandertNimzo ongeveer even vaak van mening over de beste zet als Deepthought. De overeenstemming tussen Nimzo en de analyse van Kasparov neemt echter nog maar weinig toe. Zuiver kwantitatief wordt het programma dus nog maar weinig slimmer Bij voetballen en tennissenkan je enige fouten maken en toch nog winnen. Schaken daartegen is een onbarmhartige sport. Eén fout of één bijzondere sterke zet van de tegenstander en de partij is afgelopen. Het is dus heel goed mogelijk dat die paar extra procenten overeenstemming enkele beslissende zetten bevatten. Ik begrijp niet helemaal waarom het duo Newborn & Hyatt partijen heeft gebruikt die niet bijzonder goed waren geanalyseerd. Als de zetten hadden overeengestemd met de gespeelde, hetzij met de bij de analyse gevonden beste zetten, dan had dat beslist extra wezenlijke informatie opgeleverd. Donkere denker Heinz kon daarna, indachtig de gebruikelijke spelregels van het wetenschapsbedrijf, niet veel anders meer doen, dan dit sterk naar inteelt riekende concept op zijn innerlijke consistentie beoordelen. Zoals de wildemanop zijn machine zei: "kweet nie waar ik heenga, maar 'k ben er zo wel sneller". Terwijl hij door de omgeving raast komt hij op steeds andere plaatsen. Of hij op die manier ook doelbewuster wordt is een andere vraag.
Een 12-ply Pentium alstublieft
Probeert u in een computerwinkel eens een Pentium van 11 ply tegen eentje van 12 ply in te ruilen. Ongetwijfeld stuit u op onbegrip. Computerverkopers hebben alleen verstand van MHz. Ook de productiepolitiek van Intel houdt zich niet helemaal aan het ply-schema. Een Pentium van 400 MHz is hooguit twee keer zo snel als een van 200 MHz. Om bij hetzelfde tijdgebruik een ply dieper te komen, heb je echter een vier tot vijfvoudige rekensnelheid nodig. Zelfs als je van de wet van Thompson uitgaat, is het omrekenen van MHz in ELO's ingewikkelder dan op het eerste gezicht wordt aangenomen. De dubbele rekensnelheid heeft slechts dan resultaat als het programma daardoor ook inderdaad een ply dieper komt. Laten we eens aannemen dat het bij 200 MHz en een bepaalde bedenktijd in het middenspel tot een diepte van net 10 ply komt. Dan zal het bij 400 MHz in de meeste (midden)spelstellingen ook maar 10 ply berekenen en dus niet wezenlijk beter worden. Als het bij 200 MHz echter al in de buurt van de 11 ply komt, dan zal bij 400 MHz de 11 ply heel vaak gehaald worden. In dat geval incasseert het programma bijna de hele Thompson-bonus. Zoals we al bij de resultaten van Darkthought hadden gezien, kennen veel programma's een even/oneven-effect. Als er in de stelling ongeveer even goede zetten voorhanden zijn , zal een programma bij even zoekdiepte systematisch andere zetten voorstellen, dan bij een oneven diepte. Ik heb de ervaring dat de zetten bij die bij de oneven-diepte worden gevonden positioneel beter zijn dan die van de even diepte. Het uitvoeren van een zet betekent meestal een klein positioneel voordeel. Als de hoofdvariant een oneven aantal halve zetten bevat, dan kan het programma met wat hij intern ziet deze bonus een keertje meer incasseren dan de tegenstander. Hij zal dus proberen varianten met een oneven aantal halve zetten te vinden. Als de zoekdiepte even is, moet het programma trucs uithalen om dat resultaat te bereiken. Een kenmerkend voorbeeld zijn onnodige tussenschaakjes. Bij een schaakje maken alle programma's de onderzochte variant een halve zet langer. Door het tussenschaakje wordt het aantal halve zetten in de variant oneven. Hetzelfde geldt voor objectief niet erg goede stukkenruil. Daarom levert een toename van diepte 10 naar 11 in de regel meer op dan de toename van 11 naar 12. Verder hangt het effect van de toename ook af van het beoogde doel en van het soort tegenstander. In partijen tegen mensen treden, zoals al gezegd, sprongeffecten op. Vaak levert een hogere snelheid niets op, maar vaak ook worden de kaarten volledig nieuw geschud. Een strijd die eerst gelijk op ging, wordt een afdroogpartij. Daarom kan je slechts in beperkte mate geldige uitspraken doen over het gemiddelde effect. Door het verdubbelen van de snelheid wordt een programma gemiddeld 50 tot 100 elopunten sterker. Die cijfers moet je echter voorzichtig proeven. Een oude wijsheid van statistici luidt namelijk: als een jager met zijn eerste schot links een meter mist en bij zijn tweede poging rechts een meter, dan heeft hij de haas in het midden getroffen. Omdat de haas echter een dom beest is dat de wetten van de statistiek niet kent, valt hij desondanks niet dood neer. Wilt u een snellere computer of niet? Als de portemonnee te dik isen drukt, dan is er geen alternatief. Houdt u niet bezig met denkbeeldige grootheden als elopunten. De nieuwste Pentium moet er gewoon komen. Is dat niet het geval, wacht dan tot een groter onderdeel van uw computer naar de eeuwige jachtgronden verdwijnt. Dat gebeurt bij de kwaliteit van de huidige apparaten toch al vroeg genoeg. En als u tegen alle verwachtingen in thuis een apparaat hebt staan met een lang leven, streel het dan iedere avond en wees er blij mee dat u iets heel bijzonders uw eigendom mag noemen.