TERUG NAAR:


De geschiedenis van het schaakspel.

Wanneer het schaakspel precies is ontstaan, is niet bekend. Men vermoed dat het vele eeuwen geleden in Indië is begonnen als het gemeenschappelijk werk van talrijke creatieve geesten. Uitgangspunt was; het nabootsen van een veldslag tussen twee Oudindische legers; het doel: het tonen van een gevecht dat afwisseling en spanning bood, waarbij geen bloed vloeide en waaraan elk fysiek geweld vreemd was. Deze vreedzame strijd in het teken van gelijkheid en rechtvaardigheid is geheel in overeenstemming met de humane denkwijze van het Boeddhisme, dat iedere vorm van oorlog afwijst. Het spel werd in de beginne alleen in boeddischtische kloosters gespeeld. De schaakstukken, symbolen van de krachten uitvoerders van de handeling, waren gevormd naar voorbeeld van het Indische leger, dat was ingedeeld in voetvolk, ruiterij, olifanten en strijdwagens. Op grond van deze indeling in vieren heette het Indische leger "tsjatoeranga"(tsjatoer=4 anga=delen). Ook het schaakspel erd met deze naam aangeduid, een bewijs te meer dat men de oorsprong van dit spel in Indie moet zoeken, omdat de naam anders geen zin zou hebben. Opvallend is de rol die het getal 8, het symbool voor oneindig in de wiskunde, bij het schaken speelt: het schaakbord omvat 8x8 velden, het "leger"bestaat uit 8 stukken en 8 pionnen, de Koning en het paard beheersen ieder 8 velden. Het verhaal over de weg die het schaakspel vanuit Indie naar Perzie insloeg, vormt de inhoud van de eerste van een tweetal legenden uit het "(Boek der Koningen)"van de Perzische dichter Firdoesi (940 - 1021). Deze legende beschrijft de ontvangst van een Indische delegatie aan het hof van de Perzische Koning Chosroes I (532 - 578), bijgenaamd "De Rechtvaardige". De Indiers schonken de Koning o.a. een kostbaar schaakbord en stukken en brachten de volgende boodschap van hun heersers over:de regels van dit spel zijn slechts in Indie bekend. Zouden de perzen de opstelling van de stukken, hun loop en de spelregels raden, dan zouden de Indiers verplicht zijn schatting aan de perzen te betalen, want de wijsheid is hoger dan ieder ander goed op aarde. De gazanten noemden alleen de namen van de stukken en voegden er aan toe dat het spel een weergave van de oorlog was. Zouden de Perzische wijzen het schaakspel niet kunnen doorgronden, dan werd hun land schatplichtig. Een vreedzaam ultimatum! Over het oplossen van het raadsel word uitvoerig verslag gedaan. De Perzische wijzen hadden gevraagd om een termijn van acht dagen, teneinde deze moelijke opgave op te lossen. Het lukte tenslotte een raadgever van de Koning het probleem te doorgronden: de aanwijzingen waren voor hem voldoende om de zin van het schaakspel te begrijpen. In aanwezigheid van de Indische delegatie legde de Perzische wijzen uit hoe de opstelling van de stukken op het schaakbord was. Zij lijkt op die van tegenwoordig. De tweede legende gaat over de loop van de stukken. Zij spreekt over de troost die het schaakspel biedt, maar ook over de gevaren die het schaakspel in zich bergt. Een strijd om de troon breekt uit tussen de koningszonen Gau en Talhend. De jongste sneuvelt in het gevecht. Gau, de oudste zoon, moet het bericht van de dood van zijn broer, waaraan hij geen schuld heeft, aan zijn moeder overbrengen. Zij vraagt om een nauwkeurig verslag van het gevecht. Zij schenkt echter geen geloof aan de woorden van haar zoon, die zijn onschuld betuigt maar verlangt een aanschouwlijke voorstelling. Dan verzinnen de wijze Indiers, want in dit land speelde zich de tragedie af, het schaakspel. Met behulp van de stukken, waarvan de loop precies beschreven wordt, laten zij het verloop van de strijd en het treurige einde van de jongste zoon zien. De moeder, die wanhopig is, vindt troost in de overdenking van het symbolische maar duidelijk voorgestelde gevecht. Zij wil echter steeds opnieuw het verloop van de tragische gebeurtenissen volgen; door haar bezetenheid wil zij tenslotte niets anders meer zien, weigert eten en drinken en sterft aan het schaakbord. Wilhelm Junk komt in zijn boek "Philosophie des schachs"(Leipzig 1918) tot de slotsom, dat het schaakspel onmogelijk door een enkel persoon bedacht kon zijn, hoe geniaal deze ook geweest mag zijn. Het eerst geschreven document over het schaakspel in Europa is een testament uit het jaar 1010, dat in het Arragon-archief te Barcelona bewaard wordt. In die tijd moest de kerk het opnemen tegen de speelwoede van vele geestelijken. Vooral het verboden dobbelspel was een grote verleiding. Tot aan het begin van de 13e eeuw verbood de kerk regelmatig het schaakspel, een bewijs hoe diep het "kwaad" zat.Later veranderde de kerk haar houding volledig: pausen, steunden het schaakspel, dat in kloosters een goed onderkomen vond. Een geregelde beoefening van het schaakspel kwam in de late middeleeuwen in vele Duitse steden voor, zoals op oude oorkonden te zien is. Gedocumenteerd is het toernooi te Heidelberg in 1467. Het was de eerste officiele wedstrijd in de schaakgeschiedenis. In het stedelijk archief van Nordlingen bevindt zich een uitnodiging voor dit toernooi. Het schaakspel dat de Arabieren naar Europa brachten, stond geheel in het teken van het Oosterse denken: de partijen zetten zich langzaam in beweging en het duurde lang eer de legers slaags raakten. De loper kon slechts twee velden in schuine richting gaan, terwijl de Dame slechts een veld tegelijk in schuine richting mocht verplaatsen. De pion mocht een stap in verticale richting gaan; een pion die promoveerde werd verandert in een Dame. Alleen de toren, het paard en de koning hadden dezelfde loop als nu; de rokade bestond evenwel nog niet. Op zichzelf waren de regels van het oude schaken eenvoudiger. Juist de langzame ontwikkeling van de stukken en hun gebrekkig samenspel maakte het vooruitberekenen van zetten makkelijker. Pas wanneer alle vijandelijke stukken behalve de koning van het bord waren, had men gewonnen, maar een dergelijke overwinning kwam door de invoering van de nieuwe spelregels vrijwel niet meer voor. Ook had men gewonnen als men de tegenstander had pat gezet, hetgeen nog sporadischer voorkwam dan mat. In Europa onderging het Indische schaakspel een geleidelijke verandering. En merkwaardigerwijs bleven degene die nieuwe elementen in het schaakspel introduceerden, even onbekend als de uitvinder van het schaakspel.


Nederlandse schaakgeschiedenis.

Volgens Dr. A. van der Linde (Het schaakspel in Nederland, Utrecht 1875) is het schaakspel in de loop der 13e eeuw in Nederland, waaronder dan bij voorkeur het tegenwoordige Belgie is te verstaan, bekend geworden. Gebleken is echter dat het spel al eerder ook in het noorden van de Nederlanden werd gespeeld, want het oudste stuk van ons land, dat in 1938 te Leeuwarden werd gevonden, is teminste 770 jaar oud. In de middeleeuwen werd er zeer veel geschaakt. Vast staat verschillende bekende figuren uit onze vaderlandse geschiedenis schaakten. In de dertiende eeuw kocht Graaf Willem van Holland in Venetie schaakspellen. Verder schaakten Willem de Zwijger, Prins Mauritz en Prins Frederik Hendrik, om maar enkelen te noemen. In de 18e eeuw kwam het spel in Nederland tot bloei, in het bijzonder onder de gegoede stand. Dat kwam door het optreden van Alexander Cunningham, een Engelsman die in Den Haag leefde en die een goede naam als schaakspeler had. De Franse musicus Philidor, die een tijdlang in Nederland verbleef en zowel door zijn spel als door zijn boek de belangstelling voor het oude spel aanwakkerde. Hoewel er in Nederland verschillende schaakboeken werden gedrukt, duurde het tot 1792 voordat het eerste oorspronkelijke boek verscheen;"Het schaakspel gemaklijker om te leeren en veel vermaaklijker om te speelen", door Baron Van Zuylen van Nijevelt (Kampen). De eerste helft der 19e eeuw heeft zich gekenmerkt door de oprichting van verscheidene clubs en door het spelen van correspondentiepartijen. Voorzover bekend werd de eerste club op 15 mei 1803 opgericht (Het Haags Schaakgenootschap). De eerste correspondentiepartij werd in 1804 tussen Den Haag en Breda gespeeld. Het spelen van dergelijke partijen tussen clubs in binnen -en buitenland was in deze tijd overal in Europa mode. Veel van deze partijen zijn bewaard gebleven. Het spelpeil was laag; het werd pas in de tweede helft van de 19e eeuw hoger. In 1847 verscheen het eerste Nederlandse schaaktijdschrift. (De Nederlandsche Palamedes, Amsterdam). Het bleef bij een proefnummer, maar nog hetzelfde jaar verscheen in Wijk bij Duurstede het blad "Sissa", dat, hoewel enige malen van naam verandert tot 1875 bleef bestaan. Het heeft tot 1851 geduurd, voordat er een algemene wedstrijd werd gehouden te Amsterdam. Een belangrijk jaar was 1873 toen de Nederlandse Schaakbond werd opgericht. (23 Mei). Vanaf dit tijdstip werd er, praktisch zonder onderbreking elk jaar een bondswedstrijd gespeeld. In 1909 werd de eerste officiële wedstrijd om het kampioenschap van Nederland gespeeld te Leiden. In 1921 kwam de titel in handen van Max Euwe, een naam die vanaf dat moment de Nederlandse schaakwereld beheerste. De vele boeken die van zijn hand verschenen en de vele successen die hij in het praktisch spel behaalde, hebben zeer stimulerend gewerkt. Het hoogtepunt werd bereikt in de jaren 1935-1937 toen Dr. Euwe wereldkampioen was. In deze jaren heerste er in Nederland een ware schaakkoorts, die tot uitdrukking kwam in de oprichting van vele schaakclubs en tot de opkomst van een aantal spelers, die in de schaduw van Dr. Euwe omhoog kwamen. Na de oorlog bloeide het schaakleven snel weer op. Nieuwe krachten als Donner en Bouwmeester kwamen naar voren, terwijl anderen voortdurend in kracht groeiden. In ons land zijn vele internationale toernooien gespeeld. Momenteel zijn er in Nederland ongeveer 25.000 geregistreerde schakers bekend, terwijl er meer dan een miljoen mensen de spelregels enigzins beheersen.


Verschillende vormen van het schaakspel in Nederland.

Door zijn verscheidenheid in stukken en in spelregels leent het schaakspel zich uitstekend voor blindspel. Juist deze verscheidenheid geeft het menselijk geheugen aanknopingspunten. Dit is meteen de verklaring voor het feit dat het damspel zich veel minder goed leent voor blindspel. De stukken zijn allemaal gelijk en in deze eenvormigheid is het veel moeilijker voor het geheugen om steunpunten te vinden. Het blindspel is al zeer oud. Volgens een Arabisch manuscript uit de 9e eeuw, kon een te Isfahan wonende schaakmeester, genaamd Said ibn Dschubair gelijktijdig meerdere partijen spelen zonder bord en stukken te zien. Meermalen is de vraag gesteld of blindspelen niet nadelig voor de gezondheid zou zijn, vooral ivm het feit dat zowel Morphy als Pillsbury hun leven in een gesticht voor geestelijk gestoorden hebben geëindigd. Het blindspel is in Rusland nog steeds verboden, nadat uit een onderzoek was gebleken, dat blindspel zulke hoge eisen stelt aan het menselijk organisme, dat daaruit ernstige stoornissen in de algemene gezondheidstoestand kunnen ontstaan.

Bij het simultaanschakenworden de spelers opgesteld in een cirkel of in een rechthoek b.v. twee even lange rijen naast elkaar metongeveer een meter tussenruimte. In het midden wandelt de simultaanspeler langs de borden, aan ieder bord een zet uitvoerend. Het simultaanspel is aan enkele eenvoudige maar belangrijke regels gebonden:

1. Gespeeld moet worden op het moment dat de simultaanspeler voor het bord verschijnt, niet eerder en niet later;

2. De simultaanspeler speelt alle borden met wit, tenzij anders wordt bepaald.

3. De simultaanspeler mag een zet terugnemen, zelfs indien hij al één of meer borden verder is;

4. De spelers mogen tijdens het verloop de stukken slechts aanraken voor het uitvoeren van een zet als boven omschreven; indien er geanalyseerd wordt tijdens het spel en daarbij stukken van hun plaats worden gehaald, heeft de simultaanspeler zonder meer het recht de partij op te eisen. Simultaanseances worden gewoonlijk gegeven aan 20-30 borden.

 

In Nederland hebben we ARVES (Alexander Rueb Vereniging voor Schaakeinspelstudie). Een eindspelstudie heeft altijd de opdracht: wit speelt en wint, of wit speelt en maakt remise, en wordt daarom vaak als opgave gebruikt. Het gaat echter meestal niet om de moeilijkheid van de oplossing, maar om de fraaiheid waarmee een idee is uitgewerkt. De makers ervan worden dan ook componisten genoemd. De partijspeler creëert net als de winterschilder ook wel eens een aardig werkje , maar in een studie klopt alles perfect, een echte Picasso of Appel dus. De Alexander Rueb Vereniging voor Einspelstudie (ARVES) is een platvorm voor iedereen die in schaakeindspelstudies -en eindspeltheorie geinterreseerd is.

Correspondentieschaken onderscheidt zich van het gewone schaken doordat de zetten per briefkaart (of tegenwoordig ook via e-mail) worden gedaan. De zetten worden op voorbedrukte briefkaarten verstuurd. De bedenktijd voor iedere zet wordt in dagen gemeten; in de regelstaan voor iedere zet drie dagen beschikking, waarbij de verzendtijdniet wordt meegerekend. Correspondentieschaak biedt de mogelijkheid iedere zet weloverwogen op grond van analyses aan het bord te doen. En men is in de gelegenheid de schaakliteratuur te raadplegen. Helaas gebruikt men tegenwoordig steeds vaker een schaakprogramma om te checken of de op te sturen zet wel de juiste is. Speelt men echter zonder schaakprogramma dan is de afloop van de partij over het algemeen vrij van toevalligheden. Correspondentieschaak biedt nog een ander groot voordeel:schakers die ver van de schaakcentra wonen in kleine steden, of dorpen waar geen tegenstanders zijn, kunnen op deze manier toch kontakt met de schaakwereld houden en aan toernooien deelnemen. Correspondentieschaaktoernooien worden op een andere manier gespeeld dan de gewone: men speelt gelijktijdig tegen alle deelnemers van het toernooi, dus een groot aantal partijen in hetzelfde tijdsbestek. In december 1928 werd de Internationale Correspondentieschaakbond (ICCB) in Berlijn opgericht. Naast de vele toernooien werden zogenaamde "thematoernooien"georganiseerd, toernooien met voorgeschreven openingszetten om bepaalde varianten te onderzoeken. In Nederland heeft men de N.B.C. (Nederlandse Bond voor Correspondentieschakers). Het ledental heeft de laatste jaren een enorme teruggang gekent, mede door het opkomen van de schaakcomputer.


TERUG NAAR: